dinsdag 18 februari 2014

De u klank na een medeklinker

Papa is een oen

Ik ga naar het dorp zegt Wendel. Moet ik voor jullie ook nog iets meebrengen? Ja, haal maar wat lekkers,' zegt de vader van Stan. 'oke', roept Wendel. 'Ik ben tussen elf en twaalf weer terug.' Papa gaat aan het werk. Stan gaat tekenen. Hij tekent een hoge berg. Op die berg staat een olifant. Met zijn slurf tilt hij een dwerg op. Dan roept papa: 'Stan, zet jij even koffie?' 'Hoe moet dat?' roept Stan. 'je doet het apparaat halfvol met water. Daarna doe je drie schepjes koffie in het zakje. Maak de scheppen niet te vol. Dan wordt de koffie te sterk. Dan zet je het apparaat aan. Het lampje gaat branden. Stan doet wat papa zegt. Hij zet de knop op "aan". Maar er brandt geen lampje. 'Pap, hij doet het niet!' roept Stan. 'Mmmm,' bromt papa. 'Misschien is het apparaat verstopt. Ik zal het even open schroeven.' Hij schroeft het apparaat open. Papa bekijkt het erg goed. Maar dat helpt niet. Hij kan niets vinden. Dus schroeft hij het apparaat weer dicht. 'We zullen een nieuw apparaat moeten kopen,' bromt papa.

Dan komt Wendel terug. 'Koekjes!' roept ze. Ze legt een zak met koekjes op de tafel. 'Ik ruik nog geen koffie', zegt ze. 'Nee',  zegt Stan. het apparaat is kapot.' 'Kapot?' zegt Wendel. 'Het was toch pas nieuw?' 'Kijk zelf maar,' zegt papa. Hij doet het knopje aan. 'Zie je, het lichtje brandt niet.' Wendel kijkt. Dan begint ze keihard te lachen. 'Nee, natuurlijk niet oen!' zegt ze. 'Waar denk je dat de stekker voor is?' Papa krijgt een kleur. Hij durft niets te zeggen. Hij steekt vlug de stekker erin.

De luisterweg

De dik gedrukte woorden zijn de -u- klank woorden die we gaan leren. Om dit makkelijk te onthouden gebruiken we de luisterweg:

1. Ik luister naar het woord.
Ik hoor /woluk/.

2. Ik zeg het woord na.
Ik zeg /woluk/.

3. Ik luister naar de klanken.
Ik hoor een /u/.

4. Ik bedenk de letters die erbij horen.
Ik weet dat ik de /u/ die ik hoor, niet moet schrijven. 

5. Ik zeg de klanken zacht mee terwijl ik schrijf.
Ik zeg /woluk/ en schrijf w-o-l-u-k.

6. Ik controleer het woord.
Ik lees nu wolk. Het klopt, er staat wolk zonder u.